📖 Leo van de Voort: “Beleidsmakers en ondernemers hebben meer verbeeldingskracht, moed én realisatiekracht nodig om de zaken echt te veranderen”
De Nederlandse auteur en bedrijfsadviseur Leo van de Voort vergelijkt de manier waarop we met zijn allen verliefd lijken te zijn op het kapitalistische denken van de laatste vijftig jaar met het bekende Stockholmsyndroom: we zijn gaan houden van het systeem dat ons gegijzeld houdt. Om daarvan los te komen, om de bloedarmoede in ons denken achter ons te laten en om de stilstand tegen te gaan, is het volgens hem dringend tijd dat beleidsmakers en ondernemers meer verbeeldingskracht, moed en dadendrang aan de dag leggen: “Als we er als mensheid in slagen onze ongebreidelde liefde voor het kapitalistische systeem een beetje aan te vullen met meer spiritualiteit en samenzijn, dan moeten we de toekomst niet gitzwart inzien.”
Leo van de Voort is bestuursadviseur voor Nederlandse en internationale ondernemingen. Hij richt zich voornamelijk op vraagstukken op het snijvlak van ondernemingsfinanciering en strategie en begeleidt hen bij de transitie naar een andere positionering.
Hij is ook columnist en auteur van verschillende boeken. Op de achterflap van zijn boek De prijs van alles, en de waarde van niets is te lezen dat hij de gave heeft om onverwoestbaar optimistisch een gitzwarte wereld te schetsen.
In het boek Risicovreugde onderstreepte hij dat voor echte transitie drie pijlers van belang zijn: voorstellingsvermogen, moed en realisatiekracht. Hij benadrukt dat daarvoor een inspirerend en verbindend verhaal met positieve energie noodzakelijk is.
“Ik heb het gevoel”, zegt hij, “dat beleidsmakers en leidinggevenden rond die drie pijlers vandaag tekortschieten. Ze blijven steken in kostenreducties, holle statements over purpose, en financiële engineering, zoals de inkoop van eigen aandelen. Er is echt een gebrek aan innovatie en dat leidt tot stilstand.”
Fascinatie voor moed
Tussen zijn drukke beroepsbezigheden door schrijft Leo van de Voort een doctoraatsthesis met de titel Courage, critical complexity and business excellence. “Moed is een concept dat mij mateloos fascineert”, legt hij uit. “Het wordt de laatste jaren echter te pas en te onpas gebruikt.
Het volstaat dat je meedoet aan een talentenjacht of tegen een ziekte vecht om te horen dat je ‘moedig’ bent. Dat klopt natuurlijk niet. Volgens mij staat moed boven eigenbelang en ontstaat moed uit een diepe interne noodzaak, en niet uit externe druk, waardoor mensen op pad gaan zonder te weten naar welke bestemming hen dat zal leiden. Het gaat om een schaars goed dat we in de onzekere en volatiele wereld van vandaag heel hard nodig hebben.
De Amerikaanse burgerrechtenactiviste Rosa Parks die in 1955 weigerde haar zitplaats af te staan aan blanke passagiers in het voor zwarten gereserveerde deel achteraan in de bus, is voor mij een inspirerend voorbeeld.
Door mijn rol als bedrijfsadviseur leg ik een link met moed in het bedrijfsleven. Ik vond Cor Boonstra, de vroegere CEO van Philips, bijvoorbeeld moedig omdat hij de beslissing nam het bedrijf om te turnen van een breedproductieconglomeraat van elektrische toestellen tot een organisatie die zich specialiseert in medische technologie. En dat niet vanuit Eindhoven.”
Zingeving en richting
Precies dat soort moed is ook vandaag meer dan nodig. In De prijs van alles, en de waarde van niets zet Leo van de Voort naar eigen zeggen managers en leidinggevenden in elke paragraaf aan het denken over een aantal cruciale vragen.
“Een van de vragen is hoe je als manager nog zingeving en richting kan geven in een wereld die steeds complexer wordt, in sterke mate gefragmenteerd is en die wordt gekenmerkt door twijfel, relativering en polarisering. In de huidige samenleving lijkt iedereen in zijn eigen bubbel te leven.
De economie heeft alles wat van waarde is gereduceerd tot koopwaar. We weten inmiddels de prijs van alles, maar de waarde van niets. Grote verhalen en grote idealen zouden hebben afgedaan omdat ze geen antwoord meer geven op de uitdagingen van vandaag.
De vraag is hoe je dan toch tot echte zingeving kan komen. Denken dat louter economische en financiële principes de werkelijkheid vormen, is gevaarlijk. Maar denken dat emotie en intuïtie altijd de bovenhand moeten nemen op de ratio is volgens mij ook niet de juiste weg.
Er is ook een gezond positief perspectief nodig op de balans van eigenheid en diversiteit. Het probleem van onze tijd is dat er geen overtuigend positieve manieren meer lijken te zijn om actief tot een humanistische manier van leven te komen.
Het humanisme legt grote nadruk op individuele autonomie en mondigheid maar dat heeft een belangrijke bijwerking die niet zo positief is : het intermenselijke en de gemeenschap komen op de tweede plaats en juist daaraan is nu hele grote behoefte.”
Bloedarmoede in het denken
Vandaar dat we vandaag de dag overal de nood horen aan verbinding en verbondenheid. Leo van de Voort verwijst graag naar het boek Europeana van de Tsjechische en naar Frankrijk uitgeweken denker Patrik Ourednik.
“Hij legt helder uit dat de nadruk die het humanisme heeft gelegd op het verantwoordelijk maken van de mens voor zijn eigen daden weliswaar een grote stap voorwaarts is geweest, maar dat de balans daarbij is doorgeslagen naar effectiviteit en efficiëntie. Daardoor heeft leeg materialisme de spirituele dimensie verdrongen.
Tegelijk hebben ideologieën zoals communisme, fascisme, nationalisme en extremisme, en ook kapitalisme de mens vaak gedegradeerd tot willoze volgers en is kritisch denken in het verdomhoekje geraakt.
De mens heeft de vooruitgang op technologisch en economisch vlak moeten bekopen met een enorme fragmentatie en verlies aan diepgang van zijn eigen subjectiviteit. Dat heeft geleid tot bloedarmoede in het denken.
Waardigheid van werk
En toch is juist het humanisme de stroming die opnieuw hoop en licht kan bieden. Maar zoals ik schrijf in het slothoofdstuk van De prijs van alles, en de waarde van niets, is daarvoor moed nodig. Die moed begint met het ten diepste serieus nemen van anderen.
Volgens mij kan de Franse filosoof Emmanuel Levinas, die de hartstocht voor de ander centraal stelt, daarbij een grote inspiratiebron zijn. Uiteindelijk komt het in alles aan op de mens, en niets dan de mens.”
Deze gedachten van Levinas, Ourednik en Leo van de Voort zien we vandaag ook vertaald in veel boeken die ervoor waarschuwen dat de enorme vooruitgang van de technologie de menselijke aspecten niet mag verdringen. Denk maar aan When digital becomes human van Steven Van Belleghem, Humanocracy van Gary Hamel en Humanity Works van Alexandra Levit, die ook benadrukken dat efficiëntiedenken en resultaatgerichtheid niet in de plaats mogen komen van menselijkheid.
Leo van de Voort sluit zich daarbij aan via een verwijzing naar De tirannie van verdienste, een boek van de Amerikaanse filosoof Michael Sandel, die een pleidooi houdt om de diepe waardigheid van werk in ere te herstellen. “Volgens hem”, zegt Leo, “moet waardigheid van werk weer centraal op de politieke agenda komen.
De focus op de maximalisering van het bbp en op economische groei, zelfs wanneer deze gepaard gaat met hulp voor wie achterblijft, legt de nadruk te veel op consumptie in plaats van op voortbrenging.
Een politieke economie die zich alleen bezighoudt met de hoogte en de verdeling van het bbp ondermijnt de waardigheid van werk en leidt tot een immense verdere verschraling van een al verarmd burgerlijk bestaan.”
Eerst nieuwe kaders scheppen
Zoals vele andere denkers die al op Re-story aan bod zijn gekomen, houdt Leo van de Voort een pleidooi voor een nieuw paradigma in de economie waarin niet de markt het alleen voor het zeggen heeft, maar waarin ook de natuur en de mens een gelijkwaardige plaats kunnen opeisen. Dat is wat Hans Vanhaesebroeck, één van de initiatiefnemers van “de verklaring van 30 november”, de multikapitaalbenadering noemt.
“De neoliberale wereldorde pretendeert een hoge mate van zekerheid te bieden over de loop van de economie”, legt Leo van de Voort, uit, “maar dit is een schijnzekerheid. De impact van het coronavirus spreekt boekdelen. We hebben geen idee hoe dit zich, ook economisch, verder zal ontwikkelen.
Ons uitgangspunt moet zijn dat we niets voor vanzelfsprekend mogen aannemen. De markt verandert van dag tot dag, en kan daarmee geen voorspelbaarheid bieden.
De overheid is langzamer en daarmee volgens mij veel geschikter voor een sturende rol. De overheid kan een nieuw kader scheppen waarin de economie de humanistische waarden omarmt en niet enkel gericht is op financiële resultaten, maar ook op maatschappelijke impact.
Ondernemers moeten voor versnelling zorgen
Binnen dat nieuwe kader kunnen én moeten ondernemingen dan voor versnelling zorgen. Er zijn in de ondernemingswereld best al wel wat voorbeelden van bedrijven die op dat vlak aan de weg timmeren. De transitie van DSM bijvoorbeeld van vervuilend chemisch bedrijf tot bedrijf dat voor iedereen een beter leven wil en daarbij ook aandacht schenkt aan inclusiviteit en diversiteit, is inspirerend.
Maar nog interessanter zijn zebrabedrijven die veeleer lokaal georiënteerd zijn. Zebrabedrijven streven naar winst maar werken tegelijk aan de oplossing van maatschappelijke problemen. In Nederland is Quby een mooi voorbeeld. Dat softwarebedrijf heeft samen met verzekeraar Interpolis de beveiligingstool ‘Thuiswacht’ ontwikkeld.
Veiligheid gaat hier gepaard met premiereductie en Quby is uitgegroeid tot een volwassen smart-home product dat perfect past in de missie van Interpolis en goed is voor nieuwe inkomstenstromen.
Het besef moet doordringen dat economie een middel is en vooral geen doel op zich. We moeten af van de vraag hoe we een economisch model dat is gericht op oneindige groei kunnen verenigen met de zorg voor een in wezen eindige planeet, want die twee doelstellingen zijn onverenigbaar.
Door de neoliberale wereldorde is de ‘natuurlijke orde’ verstoord geraakt. Als de banken weer de reële economie meer moeten gaan steunen en als mensen beter beloond worden voor hun arbeid, kunnen we overschakelen naar een andere economie.”
Laten ontstaan is beter dan consumeren
Volgens Leo van de Voort is er in ieder geval duidelijk sprake van een toenemend verlangen naar een samenleving waarin niet de markt maar de mens de maat der dingen is.
“Essentiële waarden van onze beschaving”, zo onderstreept hij, “ontstaan niet louter door consumeren. Waarden als gemeenschap, verbondenheid, gezin en voldoening vinden hun grondslag veeleer in het met elkaar voortbrengen, het laten ontstaan.
Als mensen het gevoel kunnen krijgen dat ze samen aan iets werken, dat ze er toe doen, dan getuigen ze vaak van een wonderlijke veerkracht. De warme kant van het humanisme met aandacht voor solidariteit en zorg biedt volgens mij nog altijd veel hoop voor de toekomst.
Een krachtige pleitbezorger daarvan is dus Emmanuel Levinas. Maar ook Richard Sennett die in zijn boek The Corrosion of Character de gevolgen beschrijft van het nieuwe flexibele kapitalisme op het karakter van de mensen, ziet heil in de opwaardering van werk en het minder belang hechten aan de prestatienormen.
En Europeana, het boek van Patrik Ourednik, dat ik al eerder aanhaalde, zet eigenlijk ons collectieve historische geheugen op de helling, maar biedt tegelijk lichtpuntjes, op voorwaarde dat we er in ‘een nieuwe wereld’ in slagen de dingen kleiner en dichtbij te houden.
Ourednik houdt ons een lachspiegel voor, waarbij absurditeit geen eindpunt is, maar een begin. We zijn allen statistiek, gelijk in onze banaliteit. En hij schrijft dat onze revolte tegen deze absurditeit geen enkele kans van slagen heeft als die niet vergezeld gaat van een diep gevoelde menselijke solidariteit, en diep respect voor ‘de ander’ zoals ook Levinas schreef.
Of kort gezegd: als we er als mensheid in slagen onze ongebreidelde liefde voor het kapitalistische systeem een beetje aan te vullen met meer spiritualiteit en samenzijn, dan moeten we de toekomst niet gitzwart inzien. Maar naast een beetje geluk en doorzettingsvermogen zullen beleidsmakers en bedrijfsleiders daar ook een dosis moed voor nodig hebben.”