📖 Hoe taal en verhalen onze relatie met dieren bepaalt en het van levensbelang is om dat te veranderen

Mensen leven veelal afgescheiden van dieren: waarom eigenlijk en wat doet dit met ons welzijn en dat van de natuur? In dit essay weerlegt antropoloog Gabrielle Bruggeling de overtuiging dat mensen een unieke soort in het dierenrijk zijn. Ze maakt duidelijk hoe taal en storytelling onze relatie met dieren beïnvloedt en bepaalt. “In een wereld waarin onze menselijke behoeften de natuurlijke omgeving constant uit balans brengen, geloof ik dat het essentieel is om stil te staan bij de manier waarop we andere levende wezens daarin definiëren.”

Animal-human intellgence - illustratie door Eline Veldhuisen

“Mensen zijn unieke wezens. In tegenstelling tot andere soorten, bouwen we complexe samenlevingen, ontwikkelen we talen en bedenken we allerlei producten die ons leven gemakkelijker maken. We evolueren doordat we van elkaar kunnen leren, gedrag van elkaar kopiëren en nieuwe manieren bedenken om dingen te doen. We zijn fascinerende wezens omdat we- in tegenstelling tot elk ander wezen - het fenomeen 'cultuur’ bezitten.” 

Dit schreef ik kort nadat ik als antropoloog was afgestudeerd. Ik was ervan overtuigd dat 'cultuur' - naast een van de interessantste dingen om te bestuderen - een uniek fenomeen onder de mensheid is.

Cultuur, zoals we dit in de antropologie uitleggen, is in feite onze gehele manier van leven: onze gewoonten, overtuigingen en gedragingen. Dit maakt allemaal deel uit van sociaal leren: leren door te zien hoe andere mensen zich gedragen.

Ik ben nog steeds van mening dat mensen fascinerende wezens zijn; maar op dit moment betwijfel ik of de kenmerken die me fascineren uniek zijn voor mensen.

Tot nu toe was ik me namelijk niet erg bewust van de cognitieve en emotionele vermogens van dieren. 

In een wereld waarin onze menselijke behoeften de natuurlijke omgeving constant uit balans brengen, geloof ik dat het essentieel is om stil te staan bij de manier waarop we andere levende wezens daarin definiëren. 

Sociaal leren 

Mijn overtuiging dat cultuur uniek is voor mensen veranderde toen ik het boek Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?[1] van Frans de Waal las.

De Waal is een toonaangevende etholoog en primatoloog die cognitieve en emotionele overeenkomsten tussen dieren en mensen benadrukt. 

In zijn boek toont hij talrijke voorbeelden van sociaal leren bij apen en andere dieren. Het wordt daardoor lastig vast te houden aan de bewering dat cultuur exclusief een menselijk fenomeen is. 

Zo verwijst De Waal naar het onderzoek van de vader van de Japanse primatologie, Kinji Imanishi, die in 1952 als een van de eersten zoiets als ‘dierencultuur’ erkende.

Imanishi bestudeerde een vrouwelijke Japanse makaak (familie van de aap) op het eiland Koshima, die als eerste in haar samenleving zoete aardappelen begon te wassen voordat ze ze opat.

Deze gewoonte verspreidde zich eerst naar haar leeftijdsgenoten, toen naar hun moeders en uiteindelijk naar alle apen.

De samenleving van de makaak is zeer hiërarchisch; mannetjes consumeren als eersten het voedsel en leerden dus als laatsten het aardappelwassen. 

Dit is een bekend voorbeeld van aangeleerde sociale tradities bij apen. Het staat haaks op het idee dat dieren alleen vanuit een instinct en aangeboren gewoonten handelen. 

Taal bij dieren

Naast aangeleerde sociale tradities, bestuderen antropologen ook graag het gebruik van taal. Ook hier kunnen we ons afvragen: is taal wel zo uniek voor de menselijke soort? 

Kijk naar vogels. Zangvogels en mensen delen minstens vijftig genen die specifiek gerelateerd zijn aan vocaal leren. In feite zijn vogels niet de enige die verbale taal gebruiken; diverse andere diersoorten doen dat ook. 

Een fascinerend geval van taal bij dieren zijn de individuele herkenningsriedeltjes van dolfijnen, die je kan vergelijken met het ‘menselijke’ naam-geven.

Elke dolfijn ontwikkelt een persoonlijk riedeltje dat bij de ontmoeting met andere dolfijnen dient om zichzelf voor te stellen. 

De melodie van dit riedeltje varieert van de ene op de andere dolfijn; vergelijkbaar met de manier waarop ringtones variëren. 

Dolfijnen laten hun herkenningsriedeltje horen wanneer ze andere dolfijnen ontmoeten, maar ze hebben ook een uitstekend geheugen van de melodieën van hun vrienden en familie. 

Wanneer dolfijnen zich eenzaam voelen en andere dolfijnen missen, bootsen ze de riedeltjes van hun vrienden of familie na. Daarnaast passen mannelijke dolfijnen hun melodie aan op dat van hun bondgenoten. 

Laten we tot slot de kracht van lichaamstaal niet onderschatten; voor veel dieren is dat de enige taal die ze hebben. Ze zijn daarom vaak beter dan mensen in het begrijpen van non-verbale communicatie.

Om een uniek voorbeeld te geven: bijen kunnen met een dans de richting, afstand en kwaliteit van voedselbronnen aan elkaar communiceren [2]. 

Rimpelingen van intelligentie

Door in zijn boek talrijke interessante feiten over dieren voor te schotelen, illustreert De Waal dat wij als mensen niet zo uniek zijn.

Van alle soorten, hebben mensen de meest uitgebreide taalvaardigheden en het vermogen om complexe samenlevingsstructuren te bouwen, maar zelfs deze vaardigheden kunnen we als 'cognitieve rimpelingen' bij andere wezens ontdekken. 

De stelregel van De Waal is: “elk cognitief vermogen dat we ontdekken blijkt ouder en meer verspreid dan we in eerste instantie dachten.”

Dit betekent dat mensen uniek zijn, maar dat andere wezens dat net zo goed zijn. Deze benadering erkent dus ook de unieke vermogens van andere soorten. 

Zo kan een vleermuis de afstand tot een object bepalen door middel van geluid en echo. Een octopus kan haar lichaamskleur veranderen om zich in een omgeving te camoufleren. 

Kunnen we menselijke intelligentie wel vergelijken met de intelligentie van een vleermuis of een octopus wanneer hun lichaam, omgeving en vermogens een andere benadering vereisen om hun intelligentie te begrijpen? 

Kunnen mensen zich inleven in vermogens die we nooit hebben verworven? De benadering die De Waal voorstelt, is dat "in plaats van de mens tot de maat van alle dingen te maken moeten we andere soorten evalueren aan de hand van wat ze zijn.” 

Deze benadering nodigt ons uit om over de intelligentie van dieren te leren in de context van hun ecologie en om bescheiden te zijn met onze conclusies over wat dieren denken, nodig hebben en voelen. 

Als ik kijk naar hoe dieren in mijn omgeving leven, lijkt het alsof we hun intelligentie niet via deze benadering begrijpen.

Varkens hebben bijvoorbeeld een hogere (emotionele) intelligentie dan baby's, mensen met mentale beperkingen en mensen met dementie[3]. 

Ondanks deze kennis hebben we niet dezelfde emotionele reactie wanneer we denken aan een varken in een slachthuis, in vergelijking tot een mens in die situatie. Is dat niet vreemd als je erover nadenkt? 

De meesten van ons weten waarschijnlijk dat varkens intelligente wezens zijn, maar we voelen niet dezelfde empathie voor hen als voor mensen. Of misschien ontbreekt het ons aan interesse om de intelligentie van varkens te begrijpen. 

Wat het ook mag zijn, de overkoepelende vraag die ik mezelf hierdoor stel is: waarom kijken we op een manier naar dieren die ons aanzet tot bemoeienis in hun natuurlijke habitat?

Ons beperkte vermogen

Zoals ik hierboven al schreef, hebben mensen de meest uitgebreide taalvaardigheden. We kunnen onze wereld in woorden vatten en deze verbeelden met verhalen. 

Wetende hoe belangrijk storytelling voor menselijke cultuurvorming is, vraag ik me af of het niet deze vaardigheid is die ons aanzet tot bemoeienis met het leven van dieren? 

De psychologie leert ons dat wanneer mensen dieren proberen te begrijpen, we menselijke manieren van denken en emoties aan hen toeschrijven. Dit fenomeen wordt 'antropomorfisme' genoemd [4]. 

Antropomorfisme is niet iets dat we alleen op dieren toepassen, maar ook op andere entiteiten in onze omgeving. Denk aan: ‘Mijn auto voelt zich vandaag niet lekker’ of ‘Mijn plant is blij met mij’.

Deze neiging is een instinct dat ontstond in onze evolutie, met als doel de essentiële informatie uit onze omgeving te interpreteren [5]. 

Vanaf het moment dat we worden geboren, is ons brein met name gefocust op menselijke gezichten in de omgeving. We leren de betekenis van verschillende gezichtsuitdrukkingen en passen die kennis toe op elk ander menselijk gezicht dat we waarnemen. 

We passen die kennis echter ook toe op dieren en zelfs objecten. De conclusies die we daaruit trekken komt natuurlijk niet altijd overeen met de werkelijke betekenis.

Daarbij zorgt dit perspectief ervoor dat we meer empathie tonen voor dieren die 'eruitzien' zoals mensen.

We tonen bijvoorbeeld meer empathie voor dieren met vier poten en vergelijkbare gezichtskenmerken zoals honden, dan voor dieren met meerdere of geen poten en geen gezichtskenmerken zoals een duizendpoot. 

Daarom zetten natuurbeschermingsorganisaties zoals het WWF, eerder de panda op de omslag van hun donatiefolder dan de bedreigde Chinese reuzensalamander. 

Invloed van storytelling op dieren

Het is niet alleen onze mentale programmering die onze relaties met dieren bepaalt; we vertellen ook verhalen via theorieën, religie of levenservaringen. 

Een theorie die een grote invloed heeft gehad op hoe we de intelligentie en vermogens van dieren ten opzichte van mensen begrijpen, is de theorie van Darwin (1859) die onder andere stelt dat alleen mensen rationaliteit, taal, bewustzijn en emoties bezitten [6]. 

Veel hedendaagse onderzoekers geloven dat deze gedachtegang bijdraagt aan een hiërarchische manier van denken over zowel dieren als mensen. Deze theorie impliceert een tweedeling tussen wild en gedomesticeerd, primitief en beschaafd. 

Mensen die als primitief werden beschouwd, waren in die zin meer verwant aan dieren dan aan andere mensen.

Vroege antropologen speelden helaas ook een rol in deze manier van denken en, zoals we allemaal weten, had dit imperialistische denken een grote impact op het leven van tot slaaf gemaakten en inheemse mensen. 

De manier waarop we de natuur hebben gecategoriseerd, heeft ook de manier waarop we etniciteit zien beïnvloed. De gevolgen hiervan in onze huidige wereld bewijzen de kracht van storytelling en framing. 

Antropoloog Kathryn Hardy onderzocht de dagelijkse rituele praktijken van een Indiase familie die buffels onderhoudt. Ze beschrijft in haar casestudy hoe koeien, in vergelijking met buffels, een exclusieve behandeling krijgen op basis van hun religieuze waarde. [7]

In het hindoeïsme worden koeien gezien als een ‘bron van alle goedheid, rijkdom en kennis’, terwijl buffels worden geassocieerd met de God van de dood (Yama), die rijdt op een 'buffel-demon' (Mahishasur). 

In haar onderzoek beschreven informanten buffels vaak als "wild, onhandig en hersenloos". Om te worden vergeleken met een buffel is daarom een belediging. 

Tegelijk geeft de zuivelindustrie in Noord-India de voorkeur aan buffelmelk boven koemelk vanwege de hogere opbrengst en het vetgehalte in de melk.

Als gevolg daarvan worden buffels steeds meer een economisch product, terwijl koeien worden vereerd. En dat terwijl ze genetisch gezien zeer vergelijkbare soorten zijn. 

Op dezelfde manier wordt door Nederlandse melkveehouders het koeienras Blaarkop als een onvolmaakte koe beschouwd [8]. Het Holstein-ras wordt daarentegen als de perfecte koe beschouwd door haar melkproductie. 

In het begin van de twintigste eeuw werd deze oorspronkelijk Nederlandse koe naar de Verenigde Staten geëxporteerd, waar mensen erin slaagden de melkproductie te verbeteren. Terug in Nederland verving deze ‘verbeterde’ koe elke andere koe in de Nederlandse zuivelindustrie. 

Terwijl het Holstein-ras overuren maakt om de zuivelindustrie van melk te voorzien, leidt de Blaarkop een meer autonoom leven vanwege haar uiterlijk en lage melkopbrengst.

Ondertussen is de Blaarkop een bedreigde diersoort. Door haar ‘aantrekkelijke fysieke kenmerken' hebben boeren en activisten echter een speciale voorkeur voor dit ras en proberen ze haar uitsterving te voorkomen. 

Beide voorbeelden tonen in de eerste plaats de invloed die verhalen en menselijke belangen hebben op dieren. In de tweede plaats laat het zien hoe eenzelfde soort dier verschillende levens kan leiden op basis van ruimtelijke en culturele omstandigheden.

We kennen allemaal wel dieren die een heel ander leven zouden leiden als mensen zich  niet in hun leven mengden. We categoriseren en framen dieren als huisdieren, vee, dierentuindieren, laboratoriumdieren, ongedierte en ga zo maar door. 

Dit is een probleem, omdat ons ingrijpen een enorme invloed heeft op de biodiversiteit van ons ecosysteem. Zo hebben de vlees- en zuivelindustrieën de diversiteit en hoeveelheid van diersoorten volledig verstoord: de aarde beschikt nu over ongeveer 700 miljoen ton aan vee, terwijl er slechts 100 miljoen ton aan wilde dieren zijn [9]. 

Veel diersoorten zijn al uitgestorven, en het verlies van bepaalde soorten, zoals bijen, zal een enorm effect hebben op ons ecosysteem. 

Erkennen van de rol van dieren in ons leven 

Gaat ons beperkte menselijke perspectief de oorzaak zijn van het uitsterven van levende wezens en dus ook onszelf?

Onze kennis is beperkt en plaatsgebonden: het is gebaseerd op wat we ervaren met onze zintuigen, wat we hebben geleerd en wat ons wordt verteld. 

Ondanks dit, is het meest hoopgevende dat ik in de antropologie leerde dat cultuur - het systeem dat 'onze manier van leven' omvat - voortdurend verandert en dat we actief kunnen bijdragen aan een nieuwe manier van kijken.

Net zoals dieren zich hebben aangepast aan steden, kunnen mensen zich aanpassen aan een wereld waarin we dieren in een ander licht waarnemen. 

Om ons op weg te helpen met het herdefiniëren van de positie van dieren in ons leven, kan het nuttig zijn om te kijken naar de verhalen die bepalend zijn geweest voor onze kijk hierop. 

Laten we daarom teruggaan naar onze oorsprong: scheppingsverhalen. We zijn allemaal bekend met het Bijbelse verhaal van Adam en Eva, maar wist je dat er veel meer scheppingsverhalen zijn die nieuwe perspectieven bieden op de relatie die mensen hebben tot andere levende wezens? 

In het scheppingsverhaal van de Potawatomi mensen (inheemse Amerikanen van de Great Plains) spelen dieren bijvoorbeeld een belangrijke rol in de schepping van de wereld:

Het verhaal begint met een vrouw die vanuit het heelal naar de aarde valt (Skywoman) en een straal licht met zich meeneemt. De ganzen op aarde zagen de vallende vrouw en een van hen ving haar op.
Omdat er geen geschikte plek was voor de vrouw om te wonen (er was namelijk alleen water), bespraken de waterdieren wat ze de vrouw konden bieden. Toen de vrouw van de vleugels van de gans naar het schild van de schildpad overliep, realiseerden de dieren dat de vrouw land nodig had.
Alle dieren probeerden modder van de zeebodem op te scheppen om zo een land te creëren op de schildpad. In het proces slaagden sommigen en anderen faalden; één dier gaf zelfs zijn leven.
De vrouw kwam niet met lege handen naar de aarde; ze had geschenken meegebracht uit het rijk van de hemel. Ze toonde haar dankbaarheid aan de dieren door allerlei zaden over de verzamelde modder op het schild te strooien, zo ontstond er een groen land.
Omdat de dieren nu genoeg te eten hadden, kwamen sommigen van hen bij haar op het land wonen. Bovendien was de vrouw zwanger en was de creatie van het land niet alleen een resultaat van haar dankbaarheid naar de dieren toe, maar ook van haar verantwoordelijkheidsgevoel voor de toekomstige generatie.
 

In het christelijke scheppingsverhaal worden mensen afgeschilderd als de 'kers op de taart' van de schepping; dit verhaal benadrukt echter de co-creatie tussen dieren en mensen.

Volgens Kimmerer [10] inspireert dit verhaal de Potawatomi-mensen om bescheiden te denken over de omvang van menselijke kennis:

“We zeggen dat mensen de minste ervaring hebben met hoe ze moeten leven en dus nog het meeste moeten leren: we moeten ons laten leiden door de leraren onder de andere soorten. Hun wijsheid blijkt uit de manier waarop ze leven. Ze geven ons het juiste voorbeeld. Ze zijn al veel langer op aarde dan wij en hebben de tijd gehad om dingen uit te vogelen.” 

Storied world

Door inheemse denkwijzen onderdeel te laten worden van onze denkwijze, kunnen we een meer holistisch begrip ontwikkelen over onze natuurlijke wereld. 

Voortbouwend hierop stelt antropoloog Tim Ingold [11] voor om ons leven en elk ander leven te beschouwen als onderdeel van een 'storied world':

“In de storied world bestaan (to exist) dingen niet, maar vinden dingen plaats (to occur). Waar dingen samenkomen, raken gebeurtenissen verstrengeld, doordat ieder ding zich verbindt met het verhaal van de ander. Het is in deze verbinding of verstrengeling dat kennis ontstaat. Iemand of iets kennen is hun verhaal kennen en in staat zijn om dat verhaal aan het eigen verhaal te verbinden. Er is geen punt waarop het verhaal eindigt en het leven opnieuw begint. Verhalen eindigen niet, zolang er leven is en leven voortbestaat. En in het verhaal, zoals in het leven, is het in de beweging van plaats naar plaats - of van onderwerp naar onderwerp - dat kennis wordt geïntegreerd.” 

Als we voortbouwen op dit perspectief en dat van De Waal, plaatsen we ons in een realistische omgeving waarin we andere levende wezens erkennen voor wat ze werkelijk zijn: ademende wezens waarmee we meer overeenkomsten dan verschillen delen en waarmee we samenleven in plaats van naast elkaar bestaan. 

De overtuiging dat alleen mensen cultuur hebben, belemmerde mijn zicht op hoe een ander wezen de wereld ervaart. Tegelijk kan de kennis die we hebben over mensen ons ook helpen andere wezens beter te begrijpen. 

Door de inzichten van De Waal, besefte ik dat het soort onderzoek dat wordt uitgevoerd om dieren in hun ecologie te begrijpen, vergelijkbaar is met het onderzoek dat we doen in de antropologie. 

In het leren begrijpen van mensen, moet een onderzoeker, zoals Small & Calarco [12] dat noemen, een hoog niveau van 'cognitieve empathie' ontwikkelen.

Dit betekent proberen te “[...] begrijpen hoe de geïnterviewden of waargenomen personen de wereld en zichzelf zien - vanuit hun perspectief.” 

Dit impliceert dus dat ik mezelf en de onderzochte persoon voortdurend moet blijven vragen of ik echt begrijp hoe die persoon de wereld ziet en waarom; in plaats van aan te nemen dat ik het begrijp. 

Op dezelfde manier kan ik niet verwachten te weten wat een dier denkt, voelt of ervaart, zolang ik me niet probeer in te leven in haar natuurlijke omgeving.

En ik moet me vooral afvragen of ik me kan inleven in dieren zoals vleermuizen en bijen die vermogens hebben waar ik niet bekend mee ben. 

Taal en storytelling zijn krachtige middelen; we moeten daarom voorzichtig zijn met hoe we het leven ermee vormgeven. Aan de andere kant is het een van de sterkste middelen die we hebben om ons gedrag om te vormen. (Dit is ook een centraal punt in dit interview met milieu-filosoof Glenn Albrecht op Re-story. Glenn heeft n zijn boek Aarde-emoties een nieuwe taal voor een nieuwe wereld heeft uitgewerkt)

Het citaat waarmee ik dit essay startte en dat ik na mijn afstuderen schreef, faalde de uniekheid van andere wezens te erkennen.

In dit essay diende het als het beginpunt van een verkenning naar een inclusiever perspectief. Op eenzelfde wijze maak ik graag mee hoe de mensheid storytelling zal inzetten ter verbetering van het leven op deze planeet en een zorgzaamheid ontwikkelt die voorbij ons eigen belang reikt. 

Dit essay verscheen oorspronkelijk in het Engels als eerste op AnthroArt.
Dank aan illustratrice Eline Veldhuisen voor de illustratie bij dit essay


Een vraag aan jou voordat je hier vertrekt …

Wat ons interesseert is wat de Re-stories die we maken met je doen. Het gaat niet alleen om bereiken, maar vooral om beraken.

Kijk jij vanaf nu op een andere manier naar dieren?

We horen het graag van je in de comments hieronder …


Bronnen: 

[1] De Waal, F., 2016. Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? Atlas contact. Hoofdstukken: 2: Twee scholen, twee gedachten 3: Cognitieve rimpelingen 5: De maat van alle dingen 9: Evolutionaire cognitie 

[2] Seeley, T.D., 2011. Honeybee democracy. Princeton University Press. 

[3] Bregman, R. 2017. Hierdoor werd ik in een klap vegetariër (en jij misschien ook), De Correspondent.

[4] Arbilly, M. and Lotem, A., 2017. Constructive anthropomorphism: a functional evolutionary approach to the study of human-like cognitive mechanisms in animals .InProceedings of the Royal Society B: Biological Sciences 

[5] Bruni, D., Perconti, P. and Plebe, A., 2018. Anti-anthropomorphism and its limits. In Frontiers in psychology
Herzog, H. and Foster, M., 2010. The Importance of being Cute: Why we think what we think about Creatures that don’t think like us. In Some we love, some we hate, some we eat. Tantor Audio. 

[6] Jaroš, F. and Maran, T., 2019. Humans on top, humans among the other animals: Narratives of anthropological difference. In Biosemiotics, 12(3), pp.381-403. 
Mullin, M., 2002. Animals and anthropology. In Society & Animals, 10(4), pp.387-393. 

[7] Hardy, K.C., 2019. Provincialising the Cow: Buffalo–Human Relationships.South Asia: Journal of South Asian Studies, 42(6), pp.1156-1172.

[8] Verkaaik, O., 2021. Polder Panda: Imperfection and Love in Dutch Dairy Farming. InStudies in Mistakes, Flaws, and Failures

[9] Harari, Y.N., 2014. Sapiens: a brief history of humankind. 

[10] Kimmerer, R., 2013. Hemelvrouw valt naar beneden in Een vlecht van heilig gras. Milkweed editions. 

[11] Ingold, T., 2021. Naming as storytelling In Being alive: Essays on movement, knowledge and description. Routledge. (The quote is from page 160-161). Quote vrij vertaald. 

[12] Small, M.L. and Calarco, J.M., 2022. Cognitive empathy in Qualitative literacy: A guide to evaluating ethnographic and interview research. Univ of California Press. Quote vrij vertaald.